DFFinancials zal deze pagina regelmatig van updates voorzien zowel voor de particulier als de ondernemer. Heeft u nog vragen stuur dan een e-mail of ga naar onze contact pagina.
Erven en schenken Voordelen van schenken Uw erfgenamen kunnen een aanzienlijke besparing van schenk- en erfbelasting behalen als u tijdens uw leven (periodiek) aan hen schenkt. Voor de schenkbelasting is het vaak voordelig om door middel van jaarlijkse schenkingen uw vermogen te verminderen, dit vanwege de progressie in het tarief en de mogelijkheid jaarlijks de algemene vrijstelling van de schenkbelasting te benutten. Als in 2012 schenkingen worden verricht, levert dat een besparing op van box 3-heffing (over 2013) bij de schenker. Daar staat tegenover dat de ontvanger van de schenking zijn box 3-vermogen ziet toenemen en dus wellicht (meer) inkomstenbelasting (over 2013) is verschuldigd. Door een kleinere nalatenschap is bij het overlijden minder erfbelasting verschuldigd. Maak gebruik van vrijstellingen Ouders kunnen jaarlijks aan ieder van hun kinderen een schenking doen, zonder dat het kind daarover schenkbelasting is verschuldigd. In 2012 is het vrijgestelde bedrag voor schenkingen per kind € 5.030. Voor kinderen van 18 tot en met 34 jaar mag u eenmalig € 24.144 belastingvrij schenken. U kunt ook van de eenmalig verhoogde vrijstelling gebruikmaken als uw eigen kind buiten deze leeftijd valt, maar zijn of haar partner (echtgenoot of geregistreerde partner) nog niet. Als een hoger bedrag wordt geschonken dan het vrijgestelde bedrag is het kind over het meerdere schenkbelasting verschuldigd. Over dit meerdere tot € 115.708 bedraagt de schenkbelasting voor kinderen 10%, daarboven is 20% verschuldigd. De hoge (eenmalige) vrijstelling schenkbelasting geldt per ouderpaar en niet per ouder. Ook als de ouders gescheiden zijn, kan een vrijstelling dus maar één keer worden benut. Aan overige verkrijgers (bijvoorbeeld kleinkinderen of derden) kunt u in 2012 onbelast een bedrag schenken van maximaal € 2.012. De leeftijdsgrens voor de eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting wordt met ingang van 2013 verhoogd van 35 jaar naar 40 jaar. De verhoging van de leeftijdsgrens geldt ook voor een aanvullende schenking ten behoeve van de eigen woning als vóór 2010 al gebruik is gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling onder de tot 2010 geldende voorwaarden. Schenken met behoud van beschikkingsmacht mogelijk • Als het gewenst is om te schenken, maar u tegelijkertijd de beschikkingsmacht over de liquide middelen wilt behouden, kan gekozen worden voor een “papieren schenking”. Een papieren schenking wordt voor de erfbelasting geaccepteerd als hiervoor een notariële schenkingsakte is opgemaakt of als er sprake is van een zelf opgestelde schenkingsakte die wordt ondertekend (bekrachtigd) door een notaris. Deze laatste mogelijkheid geeft een besparing op de notariskosten. Essentieel is dat de schenker jaarlijks 6% rente betaalt aan de verkrijger (en de rente dus niet wordt bijgeschreven). Wordt de rente niet betaald, dan gaat de Belastingdienst ervan uit dat het bedrag van de schenking bij uw overlijden door uw kind krachtens erfrecht is verkregen en mist de schenking haar doel. • Er kan worden geschonken onder bewind. Hierdoor kan de ontvanger van de schenking niet zelfstandig beschikken over het vermogen. De schenker kan eventueel samen met de begiftigde een beheerder (bewindvoerder) van de schenking aanwijzen. Vaak is dat de schenker zelf. Verder moet een bewindakte worden opgemaakt. Het bewind kan eindigen bij een bepaalde leeftijd of een bepaalde gebeurtenis (bijvoorbeeld bij het afstuderen van een kind). • De schenker kan ervoor kiezen een herroepelijke schenking te doen. In dat geval wordt weliswaar geschonken, maar kan de schenker de schenking later terugvorderen door herroeping van de schenking. Dit kan bijvoorbeeld als de verkrijger de schenking gebruikt voor een doel waar de schenker het niet mee eens is. Een notariële akte is niet per se nodig maar heeft wel het voordeel dat achteraf geen discussie over de schenking ontstaat. Schenking met uitsluitingsclausule In een schenkingsakte kan een uitsluitingsclausule worden opgenomen. Dit regelt dat de schenking bij een echtscheiding eigendom blijft van het kind en niet voor de helft wordt opgeëist door de ex-echtgenoot van het kind. Eenmalige vrijstelling van € 50.300 aan kind voor eigen woning of studie Er geldt in 2012 een eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van maximaal € 50.300 van ouders aan een kind van 18 tot 35 jaar, als het kind de schenking gebruikt voor de aankoop van een eigen woning, de kosten voor verbetering of onderhoud van een eigen woning, de afkoop van een recht van erfpacht, opstal, of beklemming of een aflossing van de eigenwoningschuld. Deze vrijstelling geldt ook als de schenking is bestemd voor het betalen van de kosten van een studie of een opleiding voor een beroep van het kind. De kosten voor een dergelijke studie moeten ten minste € 20.000 per jaar bedragen. Van een schenking voor een studie moet een notariële akte worden opgemaakt. Als de schenking wordt gebruikt ten behoeve van de eigen woning van het kind is een notariële akte niet meer verplicht. Wel moet met schriftelijke bescheiden kunnen worden aangetoond dat de schenking daadwerkelijk is betaald en door de ontvanger is gebruikt voor de eigen woning. Volgens de belastingplannen wordt de leeftijdsgrens met ingang van 2013 verhoogd van 35 naar 40 jaar. Aangifte schenkbelasting Als u in 2012 een schenking doet of heeft gedaan boven de algemene vrijstellingen van € 5.030 of € 2.012, moet u vóór 1 maart 2013 aangifte schenkbelasting doen. Het schenken binnen de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 24.144 of € 50.300 moet u ook in een aangifte schenkbelasting aangeven, onder vermelding dat van deze vrijstelling gebruik wordt gemaakt. De Belastingdienst moet immers weten of en zo ja, voor welk bedrag de schenkingsvrijstelling is benut. Vormen van schenking De meest gangbare schenking is de schenking in contanten. Uiteraard kunnen ook andere zaken worden geschonken, bijvoorbeeld onroerende zaken, een kunstcollectie of effecten. Geld uitlenen aan uw kind Het kan interessant zijn om uw kind geld te lenen voor de aankoop van een eigen woning of voor een onderneming. De ouder wordt geacht 4% rendement te halen over de lening aan het kind (dit is het rendementspercentage van box 3). Hierover is 30% belasting verschuldigd, effectief derhalve 1,2%. Als de ouder meer dan die 4% in rekening brengt aan het kind, heeft dit bij de ouder geen gevolgen voor de belastingheffing in box 3. Voor het kind is de lening voor een eigen woning of de onderneming een schuld in box 1 waarvan de rente in aftrek kan komen op het box 1-inkomen. Als een hoger rentepercentage dan 4 geldt, is dit hogere percentage aftrekbaar. Het is mogelijk dat de ouder de hogere rente terug schenkt aan het kind. Zorg ervoor dat het kind de rente daadwerkelijk betaalt, anders heeft het kind geen recht op de renteaftrek. Pas eventueel renteloze of laagrentende lening uit het verleden aan Als in het verleden een renteloze of laagrentende direct opeisbare lening aan een kind is verstrekt, kan het voordelig zijn om zo’n lening aan te passen. Tot en met 2009 hoefde het kind namelijk geen schenkbelasting te betalen over de niet of te weinig bedongen rente. Vanaf 1 januari 2010 is het kind jaarlijks schenkbelasting verschuldigd als het rentepercentage van de lening minder dan 6% bedraagt. In dat geval is het verschil tussen de overeengekomen rente en 6% belastbaar voor de schenkbelasting. Giftenaftrek De drempel voor de giftenaftrek van € 227 voor bv’s is per 1 januari 2012 vervallen. Dat maakt schenken voor bv’s iets voordeliger. Daarnaast kan per 1 januari 2012 50% in plaats van de eerder geldende 10% van de belastbare winst als giften in aftrek worden gebracht. Er geldt een maximum van € 100.000. Voor natuurlijke personen geldt geen drempel als sprake is van een periodieke gift. In dat geval moet jaarlijks een bedrag worden overgemaakt aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) en de bedragen moeten steeds even hoog zijn. Verder moet de gift zijn vastgelegd bij een notaris, en moet de gift voor minimaal vijf jaar zijn aangegaan. Er mag geen tegenprestatie staan tegenover de gift. Er geldt geen maximum aftrekbedrag. Giften aan (culturele) ANBI Er geldt zowel in de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting een extra faciliteit voor giften die worden gedaan aan een ANBI die is aangemerkt als culturele instelling. Voor de berekening van het aftrekbare giftenbedrag mogen bv’s de giften aan een culturele instelling verhogen met 50%, met een maximum van € 2.500. Voor particulieren geldt een verhoging van 25%, met een maximum van € 1.250. Het schenken aan een culturele ANBI is daardoor voordeliger dan schenken aan een “gewone” ANBI. Ondernemingsvermogen Het kan fiscaal voordelig zijn om ondernemingsvermogen of een pakket aanmerkelijk belangaandelen in een eigen bv (geleidelijk) te schenken aan de kinderen. De toekomstige waardestijging van de onderneming of de bv komt daardoor (deels) toe aan de kinderen. Het vermogen bij overlijden van de ouder is lager, waardoor minder erfbelasting is verschuldigd. Als ondernemingsvermogen of een pakket aanmerkelijk belangaandelen wordt geschonken, geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de schenkbelasting. Deze vrijstelling bedraagt 100% voor een going-concernwaarde van de onderneming tot maximaal € 1.006.000. Als de going-concernwaarde van de onderneming hoger is dan € 1.006.000, geldt een vrijstelling van 83%. Bij gebruikmaking van de regeling, kan de verkrijger bovendien voor de verkrijging van het deel boven het vrijgestelde ondernemingsvermogen gedurende tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de verschuldigde schenkbelasting krijgen. Ook bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor niet-ondernemingsvermogen? In 2012 heeft rechtbank Breda beslist dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (vrijstelling) die geldt voor ondernemingsvermogen, ook van toepassing is bij vererving van niet-ondernemingsvermogen omdat het verschil in belastingheffing onrechtvaardig is. De Belastingdienst is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan. Veel belastingplichtigen hebben sinds de publicatie van de uitspraak van de rechtbank bezwaar aangetekend tegen de aanslag erfbelasting of schenkbelasting. Als de Belastingdienst de zaak verliest, zal de Belastingdienst óók de aanslagen herzien van belastingplichtigen die geen bezwaar hebben gemaakt. Dit geldt voor aanslagen erfbelasting en aanslagen schenkbelasting die op 23 oktober 2012 nog niet definitief vaststonden. Het kan raadzaam zijn om toch bezwaar te maken tegen de aanslag, dit ter behoud van rechten. WOZ-waarde geërfde woning Voor de erfbelasting moet worden uitgegaan van de WOZ-waarde van een woning. De peildatum van de WOZ-waarde ligt echter altijd (ten minste) een jaar voor de overlijdensdatum. Sinds 1 januari 2012 heeft de verkrijger van een woonhuis de mogelijkheid om te kiezen voor de WOZ-waarde die geldt in het jaar van overlijden of de WOZ-waarde die geldt voor het jaar ná het jaar van overlijden. Kies de laagste WOZ-waarde voor de aangifte erfbelasting. Fiscaal partnerschap erf- en schenkbelasting Voor echtgenoten geldt een hoge vrijstelling als één van de echtgenoten komt te overlijden. Ook samenwoners kunnen van die hoge vrijstelling gebruik maken. Samenwoners zijn voor de erfbelasting partners als zij: • beiden meerderjarig zijn; • op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) of een daarmee overeenkomende administratie buiten Nederland; • een notarieel samenlevingscontract hebben met een wederzijdse zorgverplichting. Dit geldt niet als de samenwoners tot het tijdstip van overlijden of de schenking ten minste vijf jaar staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de GBA of een daarmee overeenkomende administratie buiten Nederland; • geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn (tenzij een van de partners mantelzorger is) en • niet al partner zijn met iemand anders. Laat testament beoordelen Met een testament kan veel erfbelasting worden bespaard voor de erfgenamen. Er zijn veel testamentvormen. Zowel de persoonlijke situatie als de vermogenspositie is doorgaans niet statisch, maar onderhevig aan veranderingen. Als zich wijzigingen in die situaties hebben voorgedaan is het aan te raden om te kijken of het bestaande testament nog wel “passend” is. Een beoordeling van het testament is dan ook aan te bevelen. Daarbij kan dan ook worden beoordeeld of het huwelijksgoederenregime nog wel past bij de persoonlijke omstandigheden. Beneficiair aanvaarden of zelfs verwerpen als erfenis alleen uit woning bestaat? De hoogte van een nalatenschap kan onduidelijk zijn. Dit geldt ook als de erfenis alleen maar uit een woning bestaat en er een hypotheek op de woning rust die in de buurt komt van de WOZ-waarde van de woning. Tegenwoordig staan veel geërfde woningen voor langere tijd te koop. Niet alleen de vraag wanneer de woning wordt verkocht maar ook tegen welke prijs, zal menig erfgenaam bezighouden. Het kan in zo’n situatie verstandig zijn de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. De nalatenschap wordt dan aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving zodat er geen aansprakelijkheid ontstaat ten aanzien van de (hypotheek)schulden. Is de nalatenschap negatief, dan kan het verstandig zijn de nalatenschap te verwerpen. Belonen Loonstaat wijzigt door invoering uniform loonbegrip Per 1 januari 2013 worden de grondslagen voor het berekenen van het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (ZVW) gelijk, het zogenoemde uniforme loonbegrip. Dit heeft gevolgen voor de bijtelling privégebruik auto van de zaak, de levensloopregeling en de vergoeding van de ZVW-bijdrage. Let op: er blijven nog twee uitzonderingen bestaan op het uniforme loonbegrip: • loon uit vroegere dienstbetrekking, zoals pensioen en VUT-uitkeringen, is loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de ZVW, maar dit is geen loon voor de werknemersverzekeringen; • eindheffingsloon is geen loon voor de werknemersverzekeringen en ZVW. Dit kan anders zijn bij een naheffingsaanslag loonbelasting. Door de invoering van het uniforme loonbegrip wijzigt per 1 januari 2013 de loonstaat. Gebruikt u een salarissoftwarepakket, dan is de gewijzigde loonstaat hierin al verwerkt. Als u een zelfgebouwd softwarepakket gebruikt, moet u de wijzigingen zelf hierin verwerken. De Belastingdienst heeft een Nieuwsbrief loonheffingen 2013 uitgebracht waarin de wijzigingen worden toegelicht en een model van de loonstaat 2013 is opgenomen. Afschaffing franchise ww-Awf leidt tot hogere werkgeverspremie Let op: per 1 januari 2013 verdwijnt de franchise (in 2012: € 17.229) voor de berekening van de af te dragen ww-premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Hierdoor gaat u als werkgever premie betalen over het volledige premieloon, tot het vastgestelde maximum (per 1 januari 2013: € 50.853). Naar aanleiding van de afschaffing van de franchise is de premie wel verlaagd van 4,55% in 2012 naar 1,70% in 2013, maar de verwachting is dat het afschaffen van de franchise ondanks de premieverlaging toch leidt tot hogere lasten voor werkgevers. Het werknemersdeel van de premie ww-Awf was al sinds 2009 0%. Gevolgen uniform loonbegrip voor pensioenopbouw De invoering van het uniforme loonbegrip kan gevolgen hebben voor de opbouw van het pensioen, als het pensioengevend loon is gekoppeld aan het loon voor werknemersverzekeringen en voor de werknemer bijvoorbeeld een bijtelling voor de auto van de zaak geldt. Vanaf 2013 telt die bijtelling namelijk mee voor het loon van de werknemersverzekeringen. Het is dus zaak om de pensioenregelingen goed te screenen en zo nodig passende maatregelen te nemen. Pensioenopbouw over het privégebruik van de auto van de zaak is echter niet mogelijk op grond van de bestaande fiscale regels. Invoering tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden Gepensioneerden die jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd en bij wie de bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) wordt ingehouden, krijgen vanaf 2013 tijdelijk een speciale heffingskorting. Dit is een compensatie van de nadelige effecten voor deze groep van de invoering van het uniforme loonbegrip. De maximale heffingskorting bedraagt € 182 in 2013, € 121 in 2014 en € 61 in 2015. U moet als werkgever in de aangifte loonheffingen aangeven of recht bestaat op deze tijdelijke heffingskorting. De werknemer of uitkeringsgerechtigde moet schriftelijk aan u opgeven dat u de tijdelijke heffingskorting voor hem mag toepassen en dit verzoek moet u in de loonadministratie bewaren. De tijdelijke heffingskorting mag maar door één werkgever worden toegepast. Als de werknemer in dat geval niet de volledige heffingskorting kan benutten, wordt het restant verrekend in de inkomstenbelasting, voor zover de vroeggepensioneerde nog andere inkomsten heeft. Verplichte vergoeding voor ZVW-bijdrage afgeschaft Vanaf 1 januari 2013 betalen de meeste werknemers geen bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) meer en vervalt de verplichte vergoeding van die bijdrage. Daarvoor in de plaats komt de werkgeversheffing ZVW. U betaalt als werkgever een bepaald percentage (per 1 januari 2013: 7,75%) over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer tot een bepaald maximum bijdrageloon (per 1 januari 2013: € 50.853). De bijdrage ZVW verdwijnt niet helemaal. Er verandert niets voor werknemers en uitkeringsgerechtigden aan wie u in 2012 de ZVW-bijdrage niet verplicht hoefde te vergoeden, zoals gepensioneerden en dga’s die niet verplicht zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De ZVW-bijdrage wordt dan gewoon ingehouden op het nettoloon. Verhoging AOW-gerechtigde leeftijd met 1 maand Per 1 januari 2013 bedraagt de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar plus 1 maand. Hierdoor duren de verzekerings- en premieplicht voor de werknemersverzekeringen een maand langer, evenals de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (ZVW) die per 1 januari 2013 de ZVW-bijdrage in de meeste gevallen vervangt. Blijft de werknemer werken nadat de AOW-uitkering is ingegaan, dan moet u de werkgeversheffing ZVW betalen tot het einde van de dienstbetrekking. Beoordeel of keuze voor werkkostenregeling in 2013 voordeliger is Werkgevers die per 1 januari 2013 nog niet overstappen op de werkkostenregeling (WKR), hebben nog één jaar de tijd om zich hierop voor te bereiden. In dat geval moet wel expliciet een keuze worden gemaakt om de oude regels voor vergoedingen en verstrekkingen toe te passen, anders wordt automatisch de WKR van toepassing. Per 1 januari 2014 wordt de WKR verplicht en moeten de administratie en arbeidsvoorwaarden van het personeel zijn afgestemd op de nieuwe fiscale regels. Vanaf 1 januari 2013 wordt de vrije ruimte van de WKR verhoogd van 1,4% naar 1,5% van het totale fiscale loon. Beoordeel of dat voor u een reden is om toch al vanaf 2013 over te stappen. Bereidt u in ieder geval tijdig voor op de verplichte toepassing van de werkkostenregeling vanaf 1 januari 2014. Hogere premiekorting voor in dienst nemen oudere werknemer Er zijn verschillende wijzigingen in de premiekortingen per 1 januari 2013. De premiekorting voor het in dienst hebben van werknemers van 62 jaar en ouder vervalt. De overgangsregeling voor de premievrijstelling van oudere werknemers blijft bestaan en kan in 2013 worden toegepast, zolang de werknemer nog geen 62 jaar is. De premiekorting voor het in dienst nemen van oudere werknemers gaat omhoog van € 6.500 naar € 7.000 per jaar bij een werkweek van minstens 36 uur. Ook de premiekortingen voor arbeidsgehandicapte werknemers stijgen. Dit maakt het voor u als werkgever aantrekkelijker om een oudere aan te trekken en een gehandicapte werknemer in dienst te hebben. Houdt u er rekening mee dat de premiekorting voor arbeidsgehandicapte werknemers en de premiekorting voor het in dienst nemen van oudere werknemers vanaf 2013 niet meer tegelijkertijd mogen worden toegepast. In dat geval heeft de premiekorting voor arbeidsgehandicapte werknemers voorrang. Aanscherping CO2-uitstootgrenzen voor bijtelling auto van de zaak Houdt u er rekening mee dat de CO2-uitstootgrenzen voor de bijtelling voor het privégebruik van de door u ter beschikking gestelde (bestel)auto van de zaak vanaf 2013 opnieuw worden aangescherpt. De bijtelling bedraagt 0%, 14%, 20% of 25% van de catalogusprijs. Let op: er geldt een overgangsregeling naar aanleiding van de vorige aanscherping van de CO2-grenzen per 1 juli 2012. Daarbij is vooral de datum van de eerste tenaamstelling van de auto van belang. Is dat vóór 1 juli 2012, dan blijft de (lagere) bijtelling gelden, mits de bestuurder of de eigenaar van de auto hetzelfde blijft. Dateert de eerste tenaamstelling van 1 juli 2012 of later, dan duurt de (lagere) bijtelling nog 60 maanden voort, te beginnen op de eerste van de maand die volgt op de datum van de eerste tenaamstelling. Er gelden wel enkele uitzonderingen op deze regels. Eigen bijdrage auto van de zaak verlaagt bijtelling Als de werknemer een duurdere auto wil rijden, kunt u als werkgever verlangen dat de werknemer een (hogere) eigen bijdrage betaalt. Deze bijdrage kan in beginsel in mindering worden gebracht op de bijtelling voor het privégebruik van de auto, maar dan moet u wel schriftelijk verklaren dat de duurdere auto zakelijk gezien niet nodig is. Met andere woorden: de bijdrage moet betrekking hebben op het privégebruik van de auto van de zaak. Dit moet goed vastliggen in de administratie. Verschillende regelingen om bijtelling voor bestelauto te voorkomen Voor bestelauto’s bestaan diverse regelingen die ervoor zorgen dat geen bijtelling in aanmerking hoeft te worden genomen. Hiervoor gelden voor u als werkgever en soms ook voor de werknemer verschillende voorwaarden. Neem de volgende voorwaarden in acht. 1. Maximaal 500 privékilometers: in dat geval geldt een vereenvoudigde rittenadministratie voor bestelauto’s. Zo hoeft de werknemer niet alle informatie per rit vast te leggen, als die informatie maar uit uw administratie blijkt (bijvoorbeeld de bezochte zakelijke adressen). U moet zo’n vereenvoudigde rittenadministratie wel schriftelijk zijn overeengekomen met uw werknemer(s), en ook dat geen privégebruik van de bestelauto tijdens werk- en lunchtijd is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie beschikbaar heeft. 2. Een ’verklaring uitsluitend zakelijk gebruik’: u moet deze verklaring samen met de werknemer bij de Belastingdienst aanvragen. Hiermee wordt aangegeven dat de bestelauto uitsluitend voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Er mag dan geen enkele kilometer privé worden gereden, zodat een rittenregistratie niet nodig is vanaf het moment dat de inspecteur heeft aangegeven dat hij de verklaring heeft ontvangen. 3. De bestelauto is nagenoeg uitsluitend geschikt voor het vervoer van goederen: het is aan te raden om met de Belastingdienst te overleggen of een bepaalde bestelauto onder deze categorie valt. 4. Doorlopend afwisselend gebruik door verschillende bestuurders: u bent als werkgever in dat geval wel € 300 per jaar aan loonbelasting verschuldigd. 5. Schriftelijk verbod op privégebruik of verbod om bestelauto mee naar huis te nemen: U dient de naleving van dit verbod te controleren en administreren, bijvoorbeeld door de auto’s avonds op het bedrijfsterrein te laten stallen met inlevering van de sleutels. De vastlegging van het verbod moet bij de loonadministratie worden bewaard. Tevens moet u een passende sanctie opleggen als het verbod wordt overtreden. Let op: inleg in levensloopregeling is geen SV-loon meer Vanaf 2013 is de inleg voor de levensloopregeling geen loon meer voor de werknemersverzekeringen en wordt dit dus gelijkgetrokken met de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (ZVW). De inleg van de werknemer is dan aftrekbaar voor alle loonheffingen en de werkgeversbijdrage is geen loon. Hetzelfde geldt voor opname van het levenslooptegoed. Dit betekent in sommige gevallen dubbele heffing: over de inleg waren vóór 2013 ook premies werknemersverzekeringen verschuldigd, terwijl bij een opname op of na 1 januari 2013 weer premies werknemersverzekeringen moeten worden betaald (behalve voor werknemers die op die datum 61 jaar of ouder zijn). Voor deze dubbele heffing geldt geen overgangsregeling. Opnamen levensloop in 2013 De levensloopregeling wordt vanaf 1 januari 2012 alleen opengehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 minimaal € 3.000 (inclusief rendement) op hun levensloopregeling hadden staan. Van 2013 tot en met 31 december 2021 is het opgebouwde tegoed voor hen vrij besteedbaar. Wordt in 2013 alles opgenomen, dan wordt tot het bedrag van de waarde van de aanspraak op 31 december 2011, 80% daarvan belast en wordt het meerdere volledig belast. Voor werknemers die op 31 december 2011 minder dan € 3.000 levenslooptegoed hadden, wordt de waarde begin 2013 in aanmerking genomen als loon uit tegenwoordige arbeid. Ook in dit geval wordt tot het bedrag van de waarde van de aanspraak op 31 december 2011, 80% van die waarde belast en wordt alleen het meerdere volledig belast. Consumpties op het werk U mag als werkgever gratis consumpties verstrekken aan de werknemer. Doet u dat niet, dan kunt u er ook voor kiezen om een vrije vergoeding te geven van € 0,55 per dag. De vergoeding is ook toegestaan als thuis wordt gewerkt en dat geldt ook voor de directeur-grootaandeelhouder. Bij toepassing van de werkkostenregeling is een vergoeding in geld voor consumpties echter niet vrijgesteld. Afstempelmogelijkheid voor dga met pensioen in eigen beheer Een bv mag voor haar directeur-grootaandeelhouder (dga) een pensioen in eigen beheer vormen, maar dan moet de dga wel een belang van 10% of meer hebben in zijn werkgever/de bv. Sinds 1 oktober 2012 gelden er nieuwe regels voor bv’s en is het ook mogelijk om stemrechtloze aandelen uit te geven. Dit kan consequenties hebben voor het pensioen in eigen beheer, omdat u als dga vanaf die datum ook voor minimaal 10% zeggenschap moet hebben in de bv die uw pensioen toezegt. Gaat u daarom na of u hieraan nog voldoet. Verder krijgt u als dga per 1 januari 2013 de mogelijkheid om het pensioen eenmalig op de pensioendatum belastingvrij af te stempelen. Er moet dan sprake zijn van onderdekking. Dit houdt in dat de waarde van de activa minder dan 75% van de fiscale waarde van de pensioenverplichting is. Zo’n afstempeling wordt niet gezien als een belaste afkoop door de dga. De winst die door de verlaging van de pensioenaanspraak vrijvalt, is bij de bv wel belast voor de vennootschapsbelasting. Dit is uiteraard te verrekenen met eventuele compensabele verliezen. Bij wijze van overgangsmaatregel is dit tot 1 januari 2015 ook toegestaan voor op 1 januari 2013 reeds ingegane pensioenen. Er is een overgangsmaatregel getroffen voor op 1 januari 2013 al ingegane pensioenen. Hierdoor is het mogelijk een AOW-gat tussen de 65-jarige leeftijd en de latere AOW-ingangsdatum op te vullen met tijdelijk hogere pensioenuitkeringen gevolgd door een lager pensioen over de resterende uitkeringsperiode. Gevolgen voor pensioen bij dividenduitkering door ‘flex-bv’ Sinds 1 oktober 2012 bestaat er geen minimum kapitaaleis van € 18.000 meer voor bv’s. Dit betekent dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) bijvoorbeeld (een deel van) dit bedrag als dividend aan zichzelf kan laten uitkeren. Dit kan echter gevolgen hebben voor in eigen beheer opgebouwd pensioen. De Belastingdienst stelt zich namelijk op het standpunt dat sprake is van afkoop als een bv door een dividenduitkering niet meer kan voldoen aan haar pensioenverplichting. Dit kan zelfs nog jaren later consequenties hebben. De Belastingdienst houdt voor de omvang van de pensioenverplichting overigens de commerciële waardering aan en niet de fiscale. De Hoge Raad heeft al vóór de invoering van de flex-bv beslist dat een opname uit een pensioen-bv afkoop kan zijn, waardoor de volledige pensioenaanspraak wordt belast. 30%-regeling Per 1 januari 2012 is de 30%-regeling aangepast en gelden strengere voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze regeling. Er gelden onder meer salarisnormen om de specifieke deskundigheid aan te tonen, de 30%-regeling wordt nog maar voor acht jaar toegekend en de regeling is niet meer van toepassing op aangeworven werknemers die binnen 150 km van de Nederlandse grens woonden. Er geldt een eerbiedigende werking voor bestaande 30%-regelingen. Het is verstandig om tijdig na te gaan of deze ‘oude’ 30%-regeling binnenkort afloopt en de betrokken werknemer nog wel voldoet aan de strengere voorwaarden van de nieuwe regeling. Mocht u grensarbeiders in dienst hebben die onder de 30%-regeling vallen en vanaf 2013 te maken krijgen met de 150 km-grens, maak dan bezwaar wanneer de Belastingdienst voortzetting van de 30%-regeling weigert. Er worden namelijk inmiddels diverse (proef)procedures gevoerd over de 150 km-grens. Geschenkenregeling loonbelasting Een werkgever die de werkkostenregeling nog niet toepast, kan zijn werknemers tot een bedrag van € 70 een geschenk geven, waarop dan een eindheffing van toepassing is van 20%. Is de waarde van het geschenk hoger dan € 70, dan kunt u gebruikmaken van de kleine verstrekkingenregeling, mits het totaal op jaarbasis niet hoger is dan € 272 en het per verstrekking niet meer is dan € 136. Hierover moet de werkgever het tabeltarief als eindheffing toepassen. De geschenkenregeling is niet van toepassing op een contante betaling. Eenmalige crisisheffing van 16% voor salaris van meer dan € 150.000 In 2013 krijgen werkgevers eenmalig te maken met een eindheffing van 16% over het loon van een werknemer dat in 2012 meer bedroeg dan € 150.000. Het gaat dan om loon uit tegenwoordige arbeid, inclusief eenmalige betalingen zoals bonussen, en ook het loon dat is genoten van een verbonden vennootschap telt mee. De werknemer wordt geacht het loon op 31 maart 2013 te hebben genoten. Dit houdt in dat de eindheffing in de aangifte over april 2013 moet worden verwerkt. Wellicht loont het om bijvoorbeeld de bonus over 2012 pas in 2013 uit te betalen waardoor het loon niet uitkomt boven € 150.000. Verhoging pseudo-eindheffing ontslagvergoeding van 30% naar 75% Betaalt u als werkgever bij het einde van een dienstverband met een werknemer een ontslagvergoeding die hoger is dan een bepaald toetsloon, dan krijgt u te maken met een werkgeversheffing. Deze zogeheten pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen wordt per 1 januari 2013 aanzienlijk verhoogd van 30% naar 75%. De heffing geldt ook voor nabetalingen in 2013 voor een werknemer die in 2009, 2010, 2011 of 2012 uit dienst is gegaan. De werkgever moet met een apart formulier aangifte doen van deze pseudo-eindheffing, dat is aan te vragen bij de Belastingdienst/Amsterdam. Op de website van de Belastingdienst verschijnt in de loop van 2013 een Toelichting excessieve vertrekvergoeding 2013, met behulp waarvan het toetsloon en het excessieve deel van de vertrekvergoeding kan worden berekend. Als een werknemer een aandelenoptierecht heeft uitgeoefend in een jaar dat meetelt voor het bepalen van het toetsloon voor de vertrekvergoeding, dan kan dat voordeel soms buiten aanmerking blijven bij de berekening van de vertrekvergoeding. Rechtbank Arnhem heeft onlangs echter beslist dat deze uitzondering niet geldt voor voorwaardelijke rechten op aandelen die in zo’n toetsjaar onvoorwaardelijk worden. Gebruikelijk loon dga Een directeur-grootaandeelhouder (dga) die arbeid verricht voor een bv, waarin minimaal 5% van de aandelen worden gehouden (een aanmerkelijk belang), wordt geacht loon te genieten voor deze werkzaamheden. Dit zogeheten ‘gebruikelijk loon’ bedraagt € 42.000 (2012). Het is aan te raden om jaarlijks te toetsen of het loon naar beneden kan worden bijgesteld. Hiervoor moet de dga een vergelijking maken met soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. De Belastingdienst kan uiteraard ook vinden dat het gebruikelijk loon hoger dan € 42.000 moet zijn. Soms wordt dan de zogeheten afroommethode toegepast, waarbij het gebruikelijk loon wordt gesteld op de opbrengsten van de BV, verminderd met de kosten (exclusief het loon van de dga), lasten en afschrijvingen die zijn toe te rekenen aan die opbrengsten. De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat de afroommethode niet kan worden toegepast als naast de dga nog meer werknemers bij de BV werkzaam zijn, en ook niet bij praktijkvennootschappen (belastingadviseurs, accountants, advocaten e.d.) als het aandeel in de winst van het samenwerkingsverband bestaat uit een percentage van de winst van dat samenwerkingsverband. Het kan voor de dga aantrekkelijker zijn om in plaats van loon uit te betalen een dividenduitkering te doen. Over loon wordt immers maximaal 52% loonbelasting ingehouden, terwijl het gecombineerde tarief voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting over een dividenduitkering 40% tot 43,75% bedraagt. Aanpassingen in S&O-afdrachtvermindering Werkgevers die werknemers in dienst hebben, die zich bezighouden met speur- en ontwikkelingswerk (S&O) kunnen in aanmerking komen voor de S&O-afdrachtvermindering (ook wel bekend als de WBSO). Per 1 januari 2013 wordt de eerste schijf verlengd van € 110.000 naar € 200.000 maar het tarief gaat wel naar beneden van 42% naar 38%. Het kan dus aantrekkelijk zijn om S&O-werkzaamheden nog even uit te stellen of deze juist nog wel in 2012 op te starten. Uw adviseur kan uitrekenen wat het meest aantrekkelijke scenario is. Het starterstarief daalt in 2013 van 60% naar 50%. Het tarief in de tweede schijf (dus boven € 200.000) is 14% en verandert niet in 2013. Het plafond blijft net als in voorgaande jaren € 14 mln. Let op: er komt een meldingsplicht voor S&O-inhoudingsplichtigen die minder S&O-uren realiseren dan was opgegeven, ook wanneer de afwijking minder dan 10% bedraagt. Laatste jaar afdrachtvermindering onderwijs Uit de tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2013 blijkt dat de afdrachtvermindering onderwijs met ingang van 1 januari 2014 vervalt. U kunt daarom alleen nog in 2012 en 2013 voor deze korting in aanmerking komen. Wel worden de bedragen verlaagd. Inkomstenbelasting T-biljet indienen Bij onder andere vakantiebaantjes kan over het loon of een uitkering feitelijk te veel loonbelasting/premies volksverzekering zijn ingehouden. In dat geval kan het teveel ingehouden bedrag aan loonbelasting via een T-biljet worden teruggevraagd. T-biljetten moeten binnen vijf jaar na het einde van het betreffende kalenderjaar worden ingediend en de teruggave moet minimaal € 14 (vanaf 2009) of € 13 (voor de jaren t/m 2008) bedragen. Tot en met 31 december 2012 kunnen de T-biljetten over 2007 en latere jaren nog worden ingediend. Laat uw adviseur wel vooraf een berekening maken om te voorkomen dat de aangifte onbedoeld tot een te betalen bedrag leidt, in plaats van tot een teruggave. Aftrekbare onderhoudskosten rijksmonument De onderhoudskosten van een rijksmonument zijn sinds 1 januari 2012 nog maar voor 80% aftrekbaar. Tot en met 2011 waren de onderhoudskosten voor 100% aftrekbaar. Als vóór 31 december 2011 nog onherroepelijke verplichtingen zijn aangegaan voor onderhoudskosten waarvan de uitgaven pas in 2012 of 2013 worden gedaan, kan toch nog aftrek voor 100% van de onderhoudskosten worden gekregen. Belastingteruggave door middeling Als de hoogte van uw belastbare inkomens in box 1 (werk en woning) over drie opeenvolgende jaren sterk heeft gewisseld kunt u in aanmerking komen voor een middelingsteruggave. Dat houdt in dat het inkomen van drie jaren in gelijke delen over de drie jaren wordt verdeeld. Voorwaarde voor middeling is dat alle drie de aanslagen over de jaren die in het middelingsverzoek zijn begrepen, definitief zijn opgelegd en onherroepelijk zijn geworden (geen bezwaar ingediend). Het verzoek tot middeling moet binnen drie jaar worden ingediend nadat alle drie de aanslagen definitief zijn opgelegd en onherroepelijk zijn geworden. Daarnaast geldt de voorwaarde dat een bepaalde drempel (€ 545) moet worden overstegen. Elk te middelen jaar mag slechts één keer in een middelingsverzoek zijn begrepen. Reken vooraf het verzoek tot middelingsteruggaaf goed door om te bepalen voor welke jaren u een verzoek indient. Soms is het lucratiever om het verzoek tot middelingsteruggaaf uit te stellen en te wachten op een definitieve aanslag van een volgend jaar. Middeling kan ook een leuke optie zijn voor personen die kort geleden hun eerste ‘echte’ baan hebben gekregen en de jaren daarvoor een vakantiebaan of een bijbaan hebben gehad. Te laat opgelegde voorlopige aanslag kan schuld in box 3 zijn Als u vóór 1 oktober 2012 de Belastingdienst heeft verzocht om een voorlopige aanslag op te leggen, mag u het bedrag van de voorlopige aanslag als schuld in box 3 worden opgenomen als de Belastingdienst de voorlopige aanslag niet vóór 1 januari 2013 heeft opgelegd. Controleer dus of de Belastingdienst al een voorlopige aanslag heeft opgelegd. Voorkom het in rekening brengen van belastingrente Als u verwacht dat u (meer) belasting moet betalen over 2012, kan het verstandig zijn om een verzoek tot herziening van de voorlopige aanslag te doen of te verzoeken om een voorlopige aanslag op te leggen. Is zo’n verzoek ingediend voor 1 mei 2013, dan is namelijk geen belastingrente verschuldigd als de (nadere) voorlopige aanslag conform het verzoek wordt opgelegd. Betaal de premie voor een lijfrente op tijd Een lijfrentepremie moet uiterlijk op 31 december 2012 zijn betaald, wil die nog tot aftrek kunnen komen in 2012. De aftrek is in eerste instantie beperkt tot de zogenoemde jaarruimte maar kan eventueel worden verhoogd als in voorgaande jaren de jaarruimte niet volledig is benut. Dit wordt de reserveringsruimte genoemd. Bij de reserveringsruimte wordt gekeken naar het pensioentekort van de 7 jaren voorafgaand aan 2012. (Kleine) hypotheek aflossen Het kan interessant zijn om een kleine hypotheek af te lossen die nog rust op uw eigenwoning. Voor een woning geldt het eigenwoningforfait. Deze bijtelling op uw inkomen verlaagt de aftrek van de hypotheekrente. Als er geen of een kleine hypotheek op uw eigenwoning rust, hoeft het eigenwoningforfait, of een deel daarvan, niet bij het inkomen te worden geteld. Door de aflossing is ook geen rente meer verschuldigd. Een bijkomend voordeel van het aflossen van een kleine hypotheek is dat het box 3-inkomen hierdoor in 2013 minder wordt, zodat de aflossing ook nog eens belasting in box 3 bespaart. Aanpassingen in eigenwoningregeling Met ingang van 2013 wordt de eigenwoningregeling op een aantal punten in belangrijke mate aangepast. • Voor nieuwe hypotheken gaat een aflossingsverplichting gelden. • Renten en kosten van restschulden die ontstaan door verkoop van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017, worden vanaf het tijdstip van verkoop gedurende 10 jaar aftrekbaar in box 1. • Twee tijdelijke maatregelen die oorspronkelijk zouden gelden tot en met 31 december 2012, worden verlengd en zullen ook van toepassing zijn voor 2013. 1. De regeling die hypotheekrenteaftrek mogelijk maakt na tijdelijke verhuur, wordt verlengd. Sinds 2010 is het mogelijk om na een periode van verhuur van een te koop staande voormalige eigen woning terug te keren van het box 3-regime naar de eigenwoningregeling in box 1. Op dat moment herleeft de hypotheekrenteaftrek voor het restant van de periode. De looptijd van deze regeling wordt met een jaar verlengd. Hierdoor is de regeling ook in 2013 nog van toepassing en vervalt deze pas per 1 januari 2014. 2. De tijdelijke verlenging van de termijn van de verhuisregelingen blijft in 2013 van toepassing en eindigt pas op 1 januari 2014. Hierdoor kan een sinds 2010 leegstaande, voor verkoop bestemde woning in 2013 nog steeds worden aangemerkt als eigen woning, mits die woning in 2010 een eigen woning was. De verhuisregeling eindigt per 1 januari 2014 dus zowel voor woningen die sinds 2010 te koop staan als voor woningen die sinds 2011 te koop staan. Verder kan een in (of na) 2010 aangekochte leegstaande woning of een woning in aanbouw in 2013 nog steeds worden aangemerkt als eigen woning, mits die woning bestemd is om uiterlijk in 2013 de belastingplichtige als eigen woning ter beschikking te staan. • Op grond van het Regeerakkoord VVD-PvdA wordt de hypotheekrenteaftrek in 2014 verder aangepast. Voor bestaande en nieuwe hypothecaire leningen wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief (vierde schijf), in stappen van 0,5% per jaar, teruggebracht naar het tarief van de derde schijf. Dit plan is nog niet opgenomen in een wetsvoorstel. Vorm een herinvesteringsreserve Als u met de verkoop van een bedrijfsmiddel een boekwinst maakt, kunt u belastingheffing uitstellen door de verkoopwinst te reserveren in een herinvesteringsreserve. U moet dan op de balansdatum en de jaren daarna wel een voornemen tot herinvesteren hebben. U hebt dan de tijd om te herinvesteren tot drie jaar na het jaar waarin de reserve is gevormd. Herinvesteert u niet binnen deze termijn, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en is de boekwinst alsnog belast. Een herinvesteringsreserve die in 2009 is gevormd, moet dus uiterlijk op 31 december 2012 zijn benut voor een nieuw bedrijfsmiddel om te voorkomen dat de reserve vrijvalt in de winst. Controleer daarom vóór 31 december 2012 of u nog moet investeren om belastingheffing over de vrijval van de herinvesteringsreserve te voorkomen. Als er bijzondere omstandigheden zijn, kan de herinvesteringstermijn nog worden verlengd. Uw belastingadviseur kan u hierover informeren. De afboeking van de herinvesteringsreserve kan in beginsel plaatsvinden op elk willekeurig bedrijfsmiddel. Een uitzondering geldt voor een bedrijfsmiddel dat niet wordt afgeschreven of over een periode die langer is dan 10 jaar wordt afgeschreven, zoals een bedrijfspand. In dat geval geldt de aanvullende voorwaarde dat bij het vervangende bedrijfspand sprake moet zijn van het in economische zin vervullen van dezelfde functie. Bij de herinvesteringsreserve geldt de minimumboekwaarde-eis die inhoudt dat de boekwaarde van het geïnvesteerde bedrijfsmiddel (of de som van de boekwaarden) na afboeking van de herinvesteringsreserve niet lager mag zijn dan de boekwaarde van het oude (verkochte) bedrijfsmiddel. Willekeurige afschrijvingen Startende ondernemers kunnen over hun investeringen tot een maximum van € 306.931 willekeurig afschrijven. Als de startende ondernemer dat wenst, kan hij in één keer tot op de restwaarde afschrijven. Bij bedrijfspanden kan in één keer tot op de ’bodemwaarde’ worden afgeschreven. De bodemwaarde van een bedrijfspand in eigen gebruik bedraagt 50% van de WOZ-waarde. Als door de forse afschrijving een verlies ontstaat, kan dit worden verrekend met positieve inkomsten van box 1 in de vorige drie jaren. Ook kan het zijn dat door een optimale willekeurige afschrijving recht ontstaat op een middelingsteruggave. Let er wel op dat door deze afschrijvingen het recht op zelfstandigenaftrek kan vervallen in de situatie dat verlies wordt geleden. Ook leidt de MKB-winstvrijstelling in het geval van verlies tot een verlaging van het verlies. Geef een (zakelijke) beloning aan uw meewerkende partner Als uw partner meewerkt in uw IB-onderneming is het mogelijk een reële arbeidsbeloning aan uw partner toe te kennen. Deze vergoeding kunt u ten laste brengen van de winst. Bij de partner is de vergoeding belast. Als u voor de inkomstenbelasting in het toptarief (52%) valt, kan een flink progressievoordeel worden behaald. Zeker als uw partner geen of slechts geringe andere inkomsten in box 1 heeft. Er gelden wel een paar voorwaarden. Zo moet het bedrag van de beloning minimaal € 5.000 bedragen en moet u het bedrag periodiek aan uw partner betalen. Een beloning die lager is dan € 5.000 is niet aftrekbaar van de winst en niet belastbaar bij de partner. Als u in algehele gemeenschap van goederen bent gehuwd, mag de beloning zelfs schuldig worden gebleven. Een andere mogelijkheid in verband met de arbeid van uw partner, is het claimen van de meewerkaftrek. Deze faciliteit wordt toegepast binnen de aangifte inkomstenbelasting en bedraagt minimaal 1,25% en maximaal 4% van de winst. Uw partner wordt in dit geval niet belast voor de aftrek. De aftrek kan worden toegepast als de partner minimaal 525 uur in uw onderneming werkt zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Daarnaast moet u zelf recht hebben op de zelfstandigenaftrek. Een andere mogelijkheid is om met uw partner een vof of een maatschap aan te gaan. Als uw partner als ondernemer kan worden aangemerkt, kan uw partner ook de mkb-winstvrijstelling verkrijgen. Investeringsaftrek Investeringen in bedrijfsmiddelen van minimaal € 450, leidend tot een totaal investeringsbedrag van meer dan € 2.300, kunnen in aanmerking komen voor de (kleinschaligheids)investeringsaftrek. Optimaliseer uw aftrek door goed te kijken naar zowel het tijdstip als de hoogte van de investeringen. Als het totale investeringsbedrag in 2012 hoger is dan € 306.931 is geen aftrek meer mogelijk. De investeringsaftrek geldt ook voor zeer zuinige personenauto’s en nulemissieauto’s (elektrische auto). Bij een samenwerkingsverband moeten de investeringen worden samengeteld om de aftrek per ondernemer vast te stellen. Als een bedrijfsmiddel waarvoor investeringsaftrek is verkregen binnen vijf jaar wordt vervreemd, moet een desinvesteringsbijtelling worden gedaan. De desinvestering moet dan wel meer dan € 2.300 bedragen. Ga na of investering in 2012 nog raadzaam is of uitstel tot investering in 2013 verstandiger is. Mkb-winstvrijstelling gaat naar 14% De mkb-winstvrijstelling wordt vanaf 1 januari 2013 verhoogd van 12% naar 14% zodat een hoger bedrag aan winst niet wordt belast met inkomstenbelasting. Het is daarom de moeite waard om te kijken of binnen de fiscale mogelijkheden winst kan worden uitgesteld tot 2013. In een verliessituatie verlaagt de mkb-winstvrijstelling het verlies waardoor een lager bedrag overblijft om te verrekenen met winsten uit andere jaren. Dga mag onbelast rendement behalen op overtollig bv-geld De directeur-grootaandeelhouder (dga) moet zakelijk handelen met ‘zijn’ bv. Als de bv niet al haar liquide middelen nodig heeft, zal zij deze liquide middelen op een ondernemersdeposito zetten. Dat levert maar een beperkt rentepercentage op voor de bv. De dga kan op een privéspaarrekening een hoger rentepercentage krijgen dan zijn bv op het ondernemersdeposito. In dat geval kan de dga ervoor kiezen om geld te lenen van de bv en dat bedrag vervolgens op een privérekening te zetten. Zolang de dga maar het rentepercentage vergoedt aan de bv dat de bv anders van de bank zou hebben ontvangen, hoeft over het renteverschil geen belasting te worden betaald. De dga moet in het kader van zakelijkheid voor de aflossing wel zekerheid (de spaarrekening) stellen aan de bv. Benut mogelijkheden om de winst te verlagen Elke ondernemer kan op een relatief eenvoudige manier zijn winst verlagen door kritisch naar zijn balans te kijken. Vaak is het mogelijk een voorziening voor verwachte uitgaven te vormen of kan een vordering worden afgewaardeerd die onvolwaardig is geworden. Wellicht staan er nog incourante aandelen op de balans die kunnen worden afgewaardeerd of ligt er incourante voorraad in het magazijn. Als een voorziening niet mogelijk is, kan het vormen van een kostenegalisatiereserve soms nog mogelijk zijn. Deze reserve is bijvoorbeeld mogelijk voor groot onderhoud van een pand. Doorschuiving voor einde van terbeschikkingstelling bij echtscheiding De dga die in gemeenschap van goederen is gehuwd en een vermogensbestanddeel, bijvoorbeeld een pand, ter beschikking stelt aan zijn bv of aan de bv van zijn echtgenoot, krijgt te maken met de terbeschikkingstellingsregeling. Bij gemeenschap van goederen wordt het pand aan beide echtgenoten voor 50% toegerekend en bij beide echtgenoten valt dit pand in box 1. Als de dga en zijn echtgenoot gaan scheiden en het pand en/of de aandelen worden volledig aan een van de twee echtgenoten toegerekend, moet de andere echtgenoot met de Belastingdienst afrekenen over de op het toerekentijdstip aanwezige meerwaarde omdat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd. Vanaf 2012 geldt een doorschuifregeling zodat niet hoeft te worden afgerekend met de fiscus. Het blijft overigens wel mogelijk om af te rekenen (in geval sprake is van een te realiseren boekverlies). In dat geval moeten de voormalige echtgenoten gezamenlijk een schriftelijk verzoek daartoe indienen bij de Belastingdienst. Let op mogelijke sancties bij het verbreken van een fiscale eenheid. Vennootschapsbelasting Aangaan of verbreken fiscale eenheid Het aangaan van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen verschillende vennootschappen heeft bepaalde voordelen. Zo kan een herstructurering fiscaal geruisloos plaatsvinden en kunnen onderlinge winsten en verliezen van gevoegde vennootschappen direct met elkaar worden verrekend. Als het gewenst is dat de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting ingaat per 1 januari 2013, moet de aanvraag daartoe voor 1 april 2013 worden gedaan. Als de fiscale eenheid per 1 januari 2013 moet worden verbroken, bijvoorbeeld om gebruik te kunnen maken van het lage vennootschapsbelastingtarief van 20%, moet uiterlijk 31 december 2012 het verzoek tot verbreking van de fiscale eenheid zijn ingediend. Verbreken van een fiscale eenheid kan ook gewenst zijn met het oog op de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de vennootschapsbelastingschuld of ongewenste verrekeningen van loonbelasting- en omzetbelasting van de gevoegde maatschappijen. Verliezen uit 2003 gaan verdampen Verliezen uit 2003 en eerdere jaren gaan per 31 december 2012 verdampen. Ga na of verliesverdamping kan worden voorkomen, bijvoorbeeld door stille reserves in bedrijfsmiddelen en/of activiteiten (goodwill), te realiseren. Vraag een voorlopige verliesbeschikking aan Als de vennootschap een verlies heeft geleden, is dit verrekenbaar met winsten uit het voorgaande jaar en toekomstige jaren. Was sprake van winst in het voorgaande jaar, dan is het te overwegen om een voorlopige verliesbeschikking aan te vragen. Daarvoor moet wel de aangifte vennootschapsbelasting zijn ingediend, maar de aanslag van het verliesjaar hoeft nog niet definitief te zijn opgelegd. Laatste kans voor verruimde verliesverrekening Tot 1 januari 2012 konden vennootschappen gebruik maken van de verruimde verliesverrekening. Hierdoor kon het verlies niet één maar drie jaar worden teruggewenteld. Als een ondernemer toen geen gebruik heeft gemaakt van deze crisismaatregelen kan hij dit alsnog doen. Voorwaarde is dat de definitieve aanslag is opgelegd. Het verzoek moet uiterlijk op 31 december 2012 bij de Belastingdienst zijn ingediend. Terugkomen op verkeerde keuze voor verruimde verliesverrekening Belastingplichtigen die (achteraf) ten onrechte hebben gekozen voor de (per 1 januari 2012 vervallen) verruimde mogelijkheid in de vennootschapsbelasting om verliezen terug te wentelen, kunnen terugkomen op hun keuze. Zij mogen een beroep doen op een besluit van 16 februari 2012, waarin de staatssecretaris goedkeurt dat een belastingplichtige die was vergeten om te kiezen voor de verruimde carry-back, alsnog hiervoor mag kiezen. Om terug te komen op de keuze moet uiterlijk op 31 december 2012 een verzoek worden gedaan bij de Belastingdienst. Overweeg een IB-onderneming Er bestaat een fiscale faciliteit om de bv (terug) om te zetten in een IB-onderneming (eenmanszaak of aandeel in een personenvennootschap) zonder dat daarover fiscaal hoeft af te worden afgerekend. Zeker als een zeer groot deel van het bedrijfsresultaat van de bv opgaat aan het salaris, doordat de directeur-grootaandeelhouder met zijn persoonlijke werkzaamheden de volledige omzet van zijn bv verdient, kan het zinvol zijn om uit fiscaal oogpunt de ondernemingsactiviteiten weer in een IB-onderneming voort te zetten. Door de inkomsten als winst uit onderneming te gaan genieten, kan de MKB-winstvrijstelling van 12% (deze wordt per 2013 verhoogd naar 14%) worden benut. Verder bestaat recht op de zelfstandigenaftrek en overige ondernemersfaciliteiten, zoals de oudedagsreserve. Laat uw belastingadviseur tijdig voor u berekenen of omzetting van de bv in een eenmanszaak voor u wellicht voordeliger is. Het is ook mogelijk dat u naast uw bv een IB-onderneming gaat drijven. Het is dus niet noodzakelijk dat van de (terugkeer)faciliteit gebruik wordt gemaakt. Ook het overnemen van (een deel) van de bedrijfsactiviteiten van de bv door de eenmanszaak met fiscale afrekening behoort tot de mogelijkheden. Hierbij gerealiseerde (stille en/of fiscale) reserves kunnen eventueel worden verrekend met nog verrekenbare verliezen van de bv. Stichtingen en verenigingen: let op de hoogte van de winst! Stichtingen en verenigingen zijn met ingang van 1 januari 2012 vrijgesteld van vennootschapsbelasting als in een jaar de winst niet hoger is dan € 15.000 of de winst van het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren samen niet hoger is dan € 75.000. Soms kan het gunstiger zijn om wel belastingplichtig te zijn. In dat geval kan de stichting of vereniging er voor kiezen om niet te worden vrijgesteld. Deze keuze wordt gemaakt voor een periode van 5 jaar. Voor culturele instellingen geldt een keuze voor integrale belastingplicht voor een periode van 10 jaar. Het is dus belangrijk dat de keuze voor al dan niet een vrijstelling goed wordt doorgerekend. Daarbij is van belang dat een stichting of vereniging die heeft gekozen voor belastingplicht, de verliezen uit de vrijgestelde periode niet kan verrekenen. Eenmalig voordeel bij wijziging van het boekjaar Het kan fiscaal voordelig zijn om het boekjaar te wijzigen. Op deze manier kunnen (eenmalig) tariefvoordelen worden behaald. Ook kan op deze manier een langere termijn ontstaan voor verliesverrekening of voor het doen van een herinvestering. Uiteraard brengt de boekjaarwijziging ook kosten met zich mee, zoals de aanpassing van de statuten. Let op onbedoelde fiscale gevolgen als gevolg van de boekjaarwijziging. Benut de innovatiebox Voor octrooien, patenten en immateriële activa die zijn voortgekomen uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor een S&O-verklaring is gekregen, kan het interessant zijn om te kiezen voor de innovatiebox. Het effectieve tarief voor de vennootschapsbelasting voor inkomsten uit innovatieve activiteiten bedraagt slechts 5% terwijl de verliezen op de innovatieve activiteiten aftrekbaar zijn tegen het normale vennootschapsbelastingtarief van 20%-25% in plaats van het verlaagde 5%-tarief. Dat maakt de innovatiebox voor bv’s die zich bezighouden met speur- en ontwikkelingswerk tot een zeer aantrekkelijke regeling. Vraag uw adviseur naar deze bijzondere maar ingewikkelde regeling. Benut de hogere Research & Development Aftrek Vanaf 1 januari 2012 geldt de Research & Development aftrek (RDA) voor ondernemingen in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting die investeren in de ontwikkeling van vernieuwende producten en diensten. De RDA is een nieuwe fiscale faciliteit die als doel heeft de directe kosten van R&D te verlagen, met uitzondering van loonkosten. Voor de loonkosten geldt immers al een faciliteit in de vorm van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O). De RDA bedraagt 40% (per 1 januari 2013 wordt dit verhoogd naar 54%) van de gemaakte investeringen die zijn gedaan in S&O. AgentschapNL voert de RDA uit maar de verrekening van het daadwerkelijke voordeel vindt plaats via de aangiften bij de Belastingdienst. Einde thin-capitalisationregeling in zicht! De thin-capitalisationregeling wordt met ingang van 1 januari 2013 afgeschaft voor boekjaren die beginnen op of na 2013. Voor boekjaren tot en met 2012 is de regeling nog wel van toepassing. Als nog voor het einde van het boekjaar de verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen in een goede verhouding wordt gebracht, kan worden voorkomen dat de rente op leningen binnen de groep niet of niet volledig aftrekbaar is. Nieuwe regels voor bovenmatige deelnemingsrente Let op: voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2013 komt er een nieuwe aftrekbeperking voor deelnemingsrente. De regeling is bedoeld om de bovenmatige aftrek van rente die verband houdt met de financiering van deelnemingen te beperken en komt pas in beeld als jaarlijks meer dan € 750.000 aan rente wordt betaald. De regeling geldt niet als de rente verband houdt met een uitbreidingsinvestering in een deelneming. Btw Nieuwe btw-factureringsregels Met ingang van 1 januari 2013 gelden er nieuwe btw-factureringsregels en gelden binnen de Europese Unie overal dezelfde eisen die aan een factuur worden gesteld. Aan de verplichte inhoud van Nederlandse facturen verandert weinig. Ondernemers die zaken doen met het buitenland moeten vanaf 1 januari 2013 soms verwijzen naar een bijzondere regeling. Als op een factuur buitenlandse btw moet worden vermeld, gelden de factureringsregels van het desbetreffende land. • Als een afnemer zelf de factuur uitschrijft moet op die factuur de volgende tekst worden vermeld: “factuur uitgereikt door afnemer”. • Als de btw is verlegd moet op de factuur worden vermeld: “btw verlegd”. • Als sprake is van een bijzondere regeling, zoals de marge- of de reisbureauregeling, moet dat worden vermeld op de factuur. • Vanaf 2013 kan worden volstaan met een vereenvoudigde factuur als sprake is van bedragen tot € 100 en voor creditnota’s. Deze vereenvoudigde factuur mag niet worden uitgereikt bij grensoverschrijdende afstandsverkopen, bij intracommunautaire leveringen tegen het nultarief en als de diensten zijn belast in een andere lidstaat dan waar de ondernemer zelf is gevestigd. Btw privégebruik auto • Met ingang van 1 juli 2011 is de regeling voor de btw-correctie privégebruik auto belangrijk gewijzigd. Vanaf dat moment wordt het privégebruik van een auto van de zaak voor de btw belast naar het werkelijke privégebruik van de auto. Het woon-werkverkeer wordt als privégebruik aangemerkt. Met ingang van 1 juli 2011 wordt niet langer de bijtelling voor de inkomsten- en loonbelasting als uitgangspunt genomen voor de bijtelling voor de btw. Het privégebruik auto is voor de btw vanaf 1 juli 2011 als fictieve dienst belast naar het werkelijke privégebruik van de auto. Goedgekeurd wordt dat 2,7% van de catalogusprijs van de auto (dat is de prijs inclusief btw en bpm) als correctie voor de btw in aanmerking wordt genomen. Als het werkelijke privégebruik lager is, mag de btw worden gecorrigeerd over dit lagere bedrag. • Als de werknemer een vergoeding betaalt aan de werkgever voor het ter beschikking stellen van de auto, moet de werkgever over die vergoeding 21% btw afdragen (tot 1 oktober 2012: 19%). • De nieuwe regeling voor btw-correctie privégebruik auto is op 1 juli 2011 in werking getreden en is een gevolg van rechtspraak waarbij werd aangevochten dat de btw-correctie moest worden berekend over het bijtellingspercentage van het privégebruik auto voor de inkomsten- en loonbelasting. Veel ondernemers hebben naar aanleiding van deze rechtspraak bezwaar gemaakt tegen de btw over het privégebruik auto. Als over 2011 bezwaar is gemaakt, hoeft dit voor 2012 niet opnieuw te gebeuren. De Belastingdienst behandelt het jaar 2012 in dat geval namelijk ambtshalve. Maak bezwaar tegen de btw-heffing over het privégebruik van de auto 2012 als u dat nog niet eerder heeft gedaan of als u ervoor kiest voor 2012 toch afzonderlijk bezwaar te maken. Corrigeer btw-aangiften over 2012 tijdig Als blijkt dat te weinig of te veel btw is aangegeven dan moet dit worden aangegeven door middel van een suppletie. Het formulier daarvoor is te downloaden op de site van de Belastingdienst. Per 1 januari 2012 zijn de regels met betrekking tot boeten flink aangescherpt. Bij een tijdige suppletie (ofwel vrijwillige verbetering) bedraagt de verzuimboete 5%, met een maximum van € 4.920. Als het te betalen suppletiebedrag niet hoger is dan € 20.000 of 10% van de eerder per saldo betaalde of terugontvangen btw over dat tijdvak, wordt geen boete opgelegd. Er wordt geen heffingsrente (vanaf 2013: belastingrente) voor de suppletie in rekening gebracht als de suppletie btw wordt ingediend binnen drie maanden na het jaar waarin de btw had moeten worden afgedragen. Uitstel afdracht van btw Per 1 januari 2013 wordt het onder voorwaarden mogelijk om de btw-afdracht maximaal vier maanden uit te stellen tot een maximaal bedrag van € 20.000. Vraag zo nodig uitstel van betaling aan. Vraag btw over facturen van niet-betalende debiteuren terug Door de voortdurende crisis zal het regelmatig voorkomen dat debiteuren niet of niet volledig uw factuur betalen. Btw die al is afgedragen maar die niet van de debiteur kan worden geïnd, kan bij de Belastingdienst worden teruggevraagd. Deze btw is niet terug te vragen door middel van het formulier suppletie omzetbelasting en mag ook niet worden verwerkt in een eerstvolgende aangifte btw, maar moet in briefvorm worden ingediend. Met dit verzoek kan het beste een kopie van de factuur waar het om gaat worden meegestuurd. Vorm of verbreek een fiscale eenheid btw Een fiscale eenheid voor de btw kan uit praktisch oogpunt voordelig zijn. De in de fiscale eenheid opgenomen ondernemingen hoeven op onderlinge prestaties immers geen btw te berekenen. Er kleven echter ook nadelen aan zo´n fiscale eenheid. Het belangrijkste nadeel is de hoofdelijke aansprakelijkheid die bestaat voor de btw-schulden van alle ondernemingen die deel uitmaken van de fiscale eenheid. Het verbreken van een fiscale eenheid moet zo snel mogelijk schriftelijk aan de Belastingdienst worden gemeld. De hoofdelijke aansprakelijkheid loopt anders ten onrechte door en dat kan grote gevolgen hebben. Tijdig melden dus! Overigens wordt een verzoek om verbreking van de fiscale eenheid door de Belastingdienst slechts geaccordeerd als er in financieel, organisatorisch of economisch opzicht geen sprake meer is van een eenheid. Maak gebruik van de kleine-ondernemersregeling (KOR) De omzetbelasting kent een speciale regeling voor ondernemers/natuurlijke personen die op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw verschuldigd zijn. Dit bedrag is na aftrek van de voorbelasting. Als u in aanmerking komt voor deze regeling hoeft u een deel of de gehele btw niet te voldoen. Als u op jaarbasis niet meer dan € 1.345 aan btw bent verschuldigd, geldt een volledige vermindering. U moet er wel rekening mee houden dat het bedrag van de vermindering tot het inkomen in box 1 behoort, dus helemaal belastingvrij is de regeling niet. Commissarissen en toezichthouders btw-plichtig per 2013 Vanaf 2013 zijn commissarissen en toezichthouders btw verschuldigd over hun beloning. Dit geldt ook als er maar één commissariaat is. Bij kleine commissariaten kan de commissaris wellicht btw-heffing voorkomen door gebruik te maken van de kleine-ondernemersregeling. Btw-aangifte doen per maand of per kwartaal? Btw-aangiften mogen per maand of per kwartaal worden gedaan. Het doen van aangifte per kwartaal levert de ondernemer een liquiditeitsvoordeel op als er een af te dragen bedrag aan btw is. Daarnaast zijn ook de administratieve lasten van een kwartaalaangifte minder groot dan bij een maandaangifte. Als de aangifte btw doorgaans tot een teruggave leidt, is het voordeliger om de aangifte btw per maand te blijven doen of te gaan doen. Terugvragen buitenlandse btw Ondernemers voor de btw kunnen de btw terugvragen die zij in andere EU-landen hebben betaald. Dit kunnen zij doen door een elektronisch verzoek in te dienen bij de Belastingdienst. Als het verzoek na afloop van een kalenderjaar wordt gedaan, moet de terug te vragen btw ten minste € 50 bedragen. Als het verzoek wordt gedaan tijdens het kalenderjaar, over een periode van ten minste 3 maanden, moet het btw-bedrag ten minste € 400 zijn. Het verzoek over een bepaald jaar moet binnen zijn vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarover de btw wordt teruggevraagd. Overdrachtsbelasting Structureel verlaagd tarief overdrachtsbelasting per 1 juli 2012 Tot 1 juli 2012 was het tarief voor de overdrachtsbelasting voor woningen als een tijdelijke maatregel verlaagd van 6% naar 2%. Per 1 juli 2012 is de tariefsverlaging naar 2% voor woningen structureel geworden. Het tarief van 2% geldt ook voor aanhorigheden die tot een woning behoren, zoals een garage, tuin of schuur. Met ingang van 1 januari 2013 zal het tarief van 2% ook gaan gelden als aanhorigheden op een later tijdstip worden aangekocht dan de woning zelf. Doorverkooptermijn overdrachtsbelasting tijdelijk verlengd Wanneer een onroerende zaak binnen zes maanden wordt doorverkocht, hoeft de koper slechts de overdrachtsbelasting te voldoen over het verschil tussen de koopsom die hij betaalde en de koopsom die de verkoper betaalde voor de onroerende zaak. Om de vastgoedmarkt tegemoet te komen, is de termijn van zes maanden voor zowel woningen als niet-woningen verruimd tot 36 maanden voor de periode tot 1 januari 2015. De regeling is al ingegaan op 1 september 2012. Termijn samenloopvrijstelling in projectontwikkelaarsresolutie verruimd tot 2 jaar De vrijstelling van overdrachtsbelasting voor kopers van nieuw zakelijk vastgoed is met ingang van 1 november 2012 verruimd. De termijn van zes maanden voor de toepassing van de samenloopvrijstelling is per die datum verruimd tot twee jaar. De samenloopvrijstelling mag onder voorwaarden worden toegepast bij de verkrijging van een onroerende zaak die voorafgaand aan de verkrijging al geheel of gedeeltelijk als bedrijfsmiddel in gebruik is genomen. De goedkeuring geldt verder ook voor gevallen waarin niet de verkoper zelf, maar een rechtsvoorganger is overgegaan tot verhuur van de onroerende zaak of de onroerende zaak binnen het eigen bedrijf in gebruik heeft genomen. Overig Bewaartermijnen administratie: 7 jaar De administratie van uw onderneming moet zeven jaar worden bewaard. Aan het eind van dit jaar kunt u dus de administratie over 2005 en eventueel voorgaande jaren wegdoen als u dit nog niet eerder had gedaan. Voor onroerende zaken geldt voor de btw een herzieningstermijn van tien jaar. U moet de administratie van onroerende zaken dus langer bewaren dan de zevenjaarstermijn. U heeft deze gegevens misschien nog eens nodig. Permanente documenten zoals notariële aktes, pensioenpolissen, vaststellingsovereenkomsten met de Belastingdienst e.d. mogen niet worden weggedaan. Automatische VAR-verlenging vervalt Per 1 januari 2013 komt de automatische continuering van de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) te vervallen. De maatregel heeft geen gevolgen voor de in het najaar van 2012 afgegeven VAR voor 2013. De VAR wordt binnenkort vervangen door een webmodule die door de opdrachtgever en opdrachtnemer gezamenlijk moet worden beoordeeld. Als u iemand inhuurt die een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) heeft, kunt u als opdrachtgever de echtheid van die VAR telefonisch controleren bij het Landelijk Coördinatiepunt VAR van de Belastingdienst. U heeft daarvoor nodig het burgerservicenummer en het VAR-nummer van de desbetreffende persoon. Verhuurderheffing Per 1 januari 2013 wordt de verhuurderheffing ingevoerd. Deze heffing geldt als een verhuurder meer dan tien woningen verhuurt. De toestand op 1 januari is bepalend. De heffing geldt niet voor woningen boven de huurtoeslaggrens (2012: € 664,66) en ook niet voor woningen die worden verhuurd in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijven. De grondslag voor de heffing is de WOZ-waarde van de huurwoningen. Het tarief bedraagt in 2013 0,014%. Belastingrente vervangt heffingsrente Per 1 januari 2013 wordt de heffingsrente vervangen door de zogenoemde belastingrente en gaat deze gelden voor belastingtijdvakken die op of na 1 januari 2012 zijn begonnen. De belastingrente wordt berekend vanaf 1 juli volgend op het belastingjaar. Als vóór 1 mei 2013 een verzoek wordt gedaan om een te betalen voorlopige aanslag op te leggen, wordt over die voorlopige aanslag geen belastingrente berekend. Het kan daarom voordelig zijn om tijdig te verzoeken (om herziening van) een voorlopige aanslag. Als over 2012 recht bestaat op een voorlopige teruggaaf, wordt pas belastingrente vergoed als de voorlopige teruggaaf is gedateerd op of na 1 juli 2013 en de Belastingdienst te traag handelt. Aan rentevergoeding komt u straks dus niet zo snel toe. Daarom kan het voordeliger zijn om al gedurende het belastingjaar een voorlopige teruggaaf aan te vragen. © Copyright Fiscaal up to Date