DFFinancials zal deze pagina regelmatig van updates voorzien zowel voor de particulier als de ondernemer. Heeft u nog vragen stuur dan een e-mail of ga naar onze contact pagina.
De spelregels tussen belastingdienst en belastingplichtige over het doen van aangifte, het opleggen van aanslagen, navorderingen en boetes staan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). In die wet is artikel 47 zeer belangrijk, omdat het de verplichting van een ieder vastlegt om desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te
verstrekken die voor de belangheffing te zijnen aanzien van belang kúnnen zijn. Verder is iedereen gehouden om boeken, bescheiden en gegevensdragers beschikbaar te houden voor de inspecteur, zodat hij die kan raadplegen en daaruit feiten kan vaststellen die voor de belastingheffing van belang kunnen zijn. Niet iedereen zal spontaan meewerken aan het voldoen aan deze verplichtingen. In de praktijk gebeurt het dan wel, dat de belastingdienst een belastingplichtige in kort geding voor de rechter daagt en eist dat de voorzieningenrechter de belastingplichtige in zijn vonnis veroordeelt om mee te werken aan het verstrekken van inlichtingen onder verbeurte van een dwangsom als de belastingplichtige aan dat vonnis niet gehoorzaamt.
De informatie die de belastingplichtige aan de inspecteur moet geven, kan worden gebruikt voor het vaststellen van de belastingschuld, maar ook om te bepalen of een boete moet wor-den opgelegd. Het kan zijn dat het te wijten is aan opzet of tenminste grove schuld van de belastingplichtige dat de belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Het meest eenvoudige voorbeeld is het aanhouden van een bankrekening in een buitenland waar het bankgeheim nog werkt en van die bankrekening geen melding maken in de jaarlijkse aangifte. Indien de fiscus dan op een gegeven moment toch lucht krijgt van het bestaan van de rekening, zal aan de be-lastingplichtige worden gevraagd informatie te verstrekken en zo nodig zal dat dus gebeuren onder druk van een dwangsom.
Het verzwijgen van vermogensbestanddelen en het daardoor opzettelijk of tenminste schuldig doen van onjuiste aangifte is een fiscaal vergrijp. De inspecteur kan dan de na te vorderen belasting op grond van de wet verhogen met 100% als het gaat om box 1 inkomen of met 300% als het gaat om box 3 vermogensbestanddelen. Die 100% of 300% is het wettelijk maximum van de boete. De staatssecretaris van financiën heeft in het Besluit bestuurlijke boe-ten belastingdienst (BBBB) vastgelegd welke boetes de inspecteur tenminste moet opleggen. Die percentages zijn bij opzet 50% en bij grove schuld 25% van het wettelijk maximum. Als de inspecteur beoogt een boete op te leggen is sprake van een strafrechtelijke vervolging, een criminal charge. Het is bekend dat iemand die van een strafbaar feit wordt verdacht, niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling: het zwijgrecht van de verdachte.
Wat nu als een verdachte van een dergelijk fiscaal strafbaar feit wordt gedwongen om informatie te verstrekken, waardoor een navorderingsaanslag kan worden opgelegd met boete. Moet hij die informatie verstrekken en verbeurt hij zo nodig de dwangsom als hij het niet doet, of kan hij zich beroepen op het zwijgrecht.
De lijn in de jurisprudentie van de Hoge Raad is al heel lang dat een belastingplichtige moet meewerken aan het verstrekken van inlichtingen waardoor alsnog een juiste belastingheffing kan plaatsvinden. Hij moet schriftelijke gegevens verstrekken maar ook mondeling informatie geven. Als het echter gaat om de feiten die van belang zijn voor het vaststellen van de boete, met andere woorden de vraag of inderdaad een strafbaar feit is begaan en of sprake is van grove schuld dan wel opzet, dan mag de belastingplichtige zwijgen.
De informatie die, zoals het in de rechtspraak heet, afhankelijk is van zijn wil om aan de inspecteur te kunnen ver-strekken, mag hij voor zich houden. Die informatie die bestaat onafhankelijk van zijn wil (simpel gezegd datgene wat door een onderzoek bij derden zoals banken, accountants, advi-seurs en dergelijke, zou kunnen worden gevonden) moet hij wel geven. De Hoge Raad heeft dit onderscheid onlangs nog bevestigd in een arrest op 12 juli 2013. In die zaak werd een dwangsom opgelegd aan een belastingplichtige die niet wilde meewerken aan het verstrekken van informatie. De Hoge Raad bracht in het vonnis van de Voorzieningenrechter de nuance aan dat een belastingplichtige geen dwangsom verbeurt, als hij weigert de informatie die van zijn wil afhankelijk is te verstrekken en het gaat om het vaststellen van de boete. Wanneer het echter gaat om vaststellen van de verschuldigde belasting, moet hij de informatie wel verstrekken en als hij dat niet doet, verbeurt hij inderdaad de boete.
Een belastingplichtige die wil aanvechten of hij terecht een boete van 25 of 50% krijgt opgelegd, zal dit moeten doen bij de rechter die oordeelt over de belastingaanslag. Dit is de rechtbank en in hoger beroep het gerechtshof. De belastingplichtige moet dan stellen en bewijzen dat er geen sprake is van een fiscaal strafbaar feit. Als een belastingplichtige het verbeuren van een dwangsom wil aanvechten, zal hij eveneens naar de rechtbank moeten gaan. Dan is het echter de inspecteur die moet stellen en bewijzen dat de belastingplichtige informatie heeft achtergehouden die hij wel had kunnen geven, zodat het terecht is dat hem daarvoor een dwangsom werd opgelegd. De bewijslast ligt dan dus aan de zijde van de fiscus. Mocht u in een dergelijke situatie verzeild raken neem dan contact op met ons.